- kloppen
- {{kloppen}}{{/term}}I 〈onovergankelijk werkwoord〉1 [hoorbaar op, tegen iets slaan] frapper ⇒ 〈m.b.t. motor〉cogner2 [op iets slaan om er de aandacht op te vestigen] frapper3 [m.b.t. de hartspier]battre4 [overeenkomen, passen] correspondre(à)♦voorbeelden:1 kloppen op een tafel • taper sur une table2 op de deur kloppen • frapper à la portebinnen zonder kloppen • entrez sans frapper3 het kloppen van de pols • le battement du pouls→ {{link=deur}}deur{{/link}}4 een kloppend antwoord • une réponse exactekloppende boekhouding • comptabilité exactede rekening klopt • le compte y estdat klopt • c'est exactdaar klopt iets niet • il y a qc. qui ne va pasII 〈overgankelijk werkwoord〉1 [een slag geven; verslaan, overwinnen] battre2 [opkloppen] 〈ei, eiwit〉 battre ⇒ 〈room〉fouetter ⇒ 〈eiwit, mayonaise〉monter♦voorbeelden:1 ze hebben hen met 5-0 geklopt • ils leur ont mis cinq buts à zéroiemand op de rug kloppen • donner une tape dans le dos à qn.de as van de sigaar kloppen • faire tomber la cendre d'un cigare→ {{link=borst}}borst{{/link}}2 eiwit stijf kloppen • battre des oeufs en neige
Deens-Russisch woordenboek. 2015.